De werkplek van… een brandweerman
De werkplek van… een brandweerman
Jan Swartjes startte zijn carrière bij de vrijwillige brandweer in 1984. “Ik werkte destijds in het timmerbedrijf van mijn vader, toen ik werd benaderd door de brandweer. Of ik ook interesse had om te werken als brandweerman? Daar hoefde ik niet lang over na te denken.”
Kan je 24/7 worden opgeroepen?
“Absoluut, en als de pieper gaat laat je alles vallen. Gelukkig woon ik slechts 700 meter bij de kazerne vandaan, dus ik ben er altijd snel. We hebben natuurlijk wel een ploegensysteem. De rode en de blauwe ploeg staan om de week stand-by. De ene week rukt de blauwe ploeg als eerste uit, de andere week de rode ploeg. En met dorpsfeesten of carnaval is er een ‘nuchtere ploeg’ die paraat staat om uit te rukken. Er is altijd gegarandeerd 250% bezetting.”
Hoe flexibel moet je zijn als brandweerman?
“Heel flexibel! Je bent altijd alert. En je zorgt er natuurlijk voor dat je niet het dorp uitgaat als je stand-by staat. Gaat de pieper, dan moet je zo snel mogelijk bij de kazerne zijn.”
Je bent ook zelfstandig ondernemer. Hoe bewaak je de balans tussen werk en privé?
“De balans tussen werk en privé is voor mij eigenlijk geen onderwerp. Ja, soms heb ik een hele dag gewerkt en dan gaat ’s avonds of ’s nachts de pieper. Ik krijg daar juist energie van. Ik ben niet anders gewend. Ik doe dit al 35 jaar.”
Wat is het meest indrukwekkende wat jij hebt meegemaakt?
“Dat zijn alle ongevallen met dodelijke afloop. Dat is enorm heftig. Zeker als het gaat om iemand uit ons dorp. We wonen in een klein dorp, waar vrijwel iedereen elkaar kent. Als er dan iemand overlijdt, hakt dat er in.”
Hoe zorg je ervoor dat je je werk niet mee naar huis neemt?
“Na elke uitruk evalueren we de situatie uitgebreid. Dat doen we direct bij terugkomst in de kazerne en dat helpt mij altijd enorm om het gebeurde van me af te zetten. En voor wie dat nodig heeft, staat er altijd slachtofferhulp klaar.”
Wat is er veranderd op het gebied van technologie?
“Toen ik in 1984 bij de brandweer begon, waren er nog geen mobiele telefoons. We hadden slechts een pieper. Daarop kon je nog niet aflezen waarvoor je precies werd opgeroepen. Dat zorgde bij mijn vrouw nog wel eens voor onrust. Ik was dan soms uren weg, zonder dat zij wist wat de situatie was. Inmiddels worden we opgeroepen via telefoons, waarop je gelijk ook ziet om welke calamiteit het gaat. Die kunnen uiteenlopen van een grote woningbrand en ongevallen op de weg tot kleine brandjes, iemand die vastzit in de lift en hulpverlening bij dieren. Groot verschil is ook dat ik mijn vrouw tegenwoordig ter plaatse kort een update kan geven via de telefoon.
Ook zijn er in de loop van de jaren allerlei technologische ontwikkelingen geweest voor onze uitrusting. Neem bijvoorbeeld de helm. Vroeger was dit ‘gewoon’ een stalen helm zonder bril. Nu beschikken onze helmen over een geïntegreerd vuurscherm en zogenaamde spreeksleutel. Dit is de vervanger voor de portofoon, die we vroeger in onze hand hielden.
Tegelijk hebben we nu allerlei meetapparatuur tot onze beschikking. Zoals een CO2– en koolmonoxidemeter. Ook hebben we een hittecamera. Hiermee kunnen we precies zien wat de temperatuur is in een woning en of er nog slachtoffers in het pand zijn. Via verkleuringen op het scherm kun je eventuele slachtoffers detecteren.”
Wat vind jij het mooiste aan het vak?
“Dat je hulp kan bieden in situaties dat het er echt toe doet. Soms is onze bijdrage zelfs levensreddend. Het klinkt misschien gek, maar de spanning en sensatie die hierbij komen kijken geven mij energie. Tegelijk vind ik ook het samenzijn mooi. Er heerst een enorme collegialiteit en loyaliteit onder brandweermannen. Zodra we uitrukken, zijn we één grote familie.”